Bokkenrijder, crimineel of onschuldig?

In Gangelt is op 27 februari 1718 de doop ingeschreven van Petrus Götten, derde kind en zoon van de in Vintelen wonende ouders Gerardus Götten en Mechtildis Steefens. Peter en meter zijn Theodorus Götten (zijn oom) en Gertrudis Peters.

Van zijn jeugd weten we niets. Zijn naam duikt weer op als hij in het huwelijk wil treden. In de Staatse Landen van Overmaas moeten rooms-katholieke inwoners hun huwelijk ook laten registreren voor de gereformeerde predikant. Peter zelf woont dan weliswaar in het deel van Ransdaal dat tot het grondgebied van Wijlre (Duitse rijksheerlijkheid) behoort, maar de aanstaande bruid is geboren en woonachtig in Retersbeek in het Staatse Klimmen. De predikant van Klimmen noteert in zijn trouwboek: (1751) den 11 september Peter Götten J.M. geboortig te Vuntzelen onder Gangelt en thans wonende te Randsdaal onder Wijler met Johanna Rameckers J.D. geboortig en wonende op ’t Reterbeek onder Climen (in marge: confirmati den 26 september)
In het rooms-katholieke trouwboek van Klimmen staat (1751) 26 7bris iniverunt matrimonium petrus gotten et joanna rameckers, in praesentia joannis stephens et maria rameckers

Het Höfke (Retersbeekhof)

Joanna wordt in Retersbeek geboren en op 18 oktober 1724 in Klimmen gedoopt als dochter van Petrus Rameckers en Joanna Odekircken. Haar tien jaar jongere broer Joannes, kuiper in Retersbeek, wordt veroordeeld als bokkenrijder en in 1775 aan de galg opgehangen. Hetzelfde lot treft niet veel later haar zwager Thomas Paulussen, dagloner en bedelaar, gehuwd met zus Helena Rameckers. Drie leden uit de familie, haar man  al in 1773, worden op dezelfde plaats van het leven beroofd: de galg op de Lommelenberg tussen Hulsberg en Valkenburg (de huidige Emmaberg).

Petrus en Joanna wonen in Retersbeek. In de periode 1752-1768 worden in Klimmen hun vier dochters en twee zonen gedoopt. Ze worden ingeschreven met de naam Gotten, maar bij vrijwel allemaal wordt die naam in hun latere leven verbasterd tot vormen als Gottin, Goddin, Godding of extremere vormen.

Het gezin heeft een armoedig bestaan. Peter wordt vermeld als wever, maar ook als dagloner. Het is in ieder geval een voedingsbodem om mee te doen aan de criminele activiteiten die in zijn omgeving plaatsvinden. Wie in werkelijkheid aan welke misdaad heeft deelgenomen, blijft in veel gevallen een raadsel. De scherprechters zorgen door hun tortuur dat mensen zelfs dingen bekennen die ze alleen weten van horen zeggen of die zelfs nooit hebben plaatsgevonden. Bovendien willen de vervolgers namen horen en die worden te pas en te onpas genoemd.

Op 3 augustus 1773 verklaart de bedelaar Peter Gerrits uit Heerlen onder tortuur onder andere dat Peter Jutten eenen wever van Reetersbeck mede geassisteerd heeft aen den diefstal begaen tot Haavert bij Juffr. Steintjes.

Peter of Pieter Jutten zoals hij in de processtukken wordt genoemd, is op 14 augustus 1773 gearresteerd. Hij wordt overgebracht naar Valkenburg en daar opgesloten op de zolder van het Landshuis. Na twee maanden standvastig alle beschuldigingen afgewezen te hebben als bendelid medeplichtig te zijn aan overvallen, is hij 20 oktober onderworpen aan folteringen (scherp geëxamineerd) en dan bekent hij wel. Hij verklaart door verleijder Anton Bosch, de glaeser uit de Heek, bij de bende te zijn gehaald en te hebben meegedaan aan een viertal diefstallen. Eén van deze misdrijven is de overval op de oude Campo in zijn Nieuw Huis achter Schimmert (Campo in ’t Nieuwhuijs), maar hiervan wordt twee maanden later duidelijk dat die nooit heeft plaatsgevonden. Een andere is een mislukte poging tot diefstal bij Paesen in Amstenrade (tentamen bij Paesen te Amstenraed), maar niemand anders vermeldt dit misdrijf. Verder geeft hij aan met Anton Bosch op ten Esschen bij J. Wijers en bij Henricus Ritsen te zijn geweest. Op grond van deze magere bekentenissen is een doodvonnis uitgesproken. De 56-jarige Peter Jutten krijgt op 1 december 1773 zijn vonnis in zijn cel te Valkenburg te horen. Jutten weigert het te aanvaarden. Wegens weerspannnigheid heeft hij het niet aangenomen, aldus het verslag. Tevergeefs, twee dagen later op 3 december krijgt hij met vier dorpsgenoten op de Lommelenberg bij Valkenburg de koord om de hals en sterft.
Vanwege de enorme kosten van de vervolging willen de Staten-Generaal een snelle en volledige liquidatie van de boedels van veroordeelden. Bij Peter en zijn vrouw Joanna is echter niks te halen.

Delpher, Middelburgsche courant, 18-12-1773

Kijk voor extra informatie over Peter en aantekeningen over andere vermeende bokkenrijders op de uitgebreide site van John van Eekelen.