Drie zonen gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog

De akkerman en dagloner Leonard Jütten en zijn vrouw Barbara Schreinemachers wonen na hun huwelijk in het dorp Vinn, behorende tot de gemeente Kirchhoven bij Heinsberg.

Topografische kaart (Meßtischblatt) Heinsberg, 1895

In de periode 1889-1902 krijgen ze zeven zonen, waarvan er vijf de kinderjaren overleven. De jongens groeien op, helpen op het land, worden knecht of mandenvlechter. Maar ze ontkomen ook niet aan de dienstplicht en zo ervaart het gezin de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog. Liefst drie zonen sneuvelen op het zinloze strijdtoneel en vinden hun laatste rustplaats op vreemde bodem: Theodor (*1891), Wilhelm (*1893) en August (*1897).

Het bidprentje van Wilhelm vat alle droefenis samen.


Op 17 juni 1915 sneuvelt Theodor in Frankrijk bij Givenchy.

In oktober 1916 wordt August vermist bij de slag om Verdun.

Op 31 juli 1917 sneuvelt Wilhelm in Vlaanderen.

In de Verlustlisten 1. Weltkrieg (Ausgabe 592, Seite 7656, Liste Preußen 277) van 17 juli 1915 staat Gefr[eiter] Theodor Jütten — Vinn, Heinsberg — gefallen.
Hij behoort volgens de lijst tot de 4. Kompagnie, I. Bataillon van het Infanterie-Regiment 25. In zijn te Kirchhoven op 9 september 1915 opgemaakte overlijdensakte staat der Kommandeur des Infanterie Regiments Nr. 28 (sic!) hat mitgeteilt daß der Gefreiter der 4. Kompagnie dieses Regiments, der Korbmacher Theodor Jütten, 24 Jahre alt …. bei Givenchy am siebenzehnten Juni des Jahres tausend neunhundert fünfzehn nachmittags um zwei Uhr gefallen sei.

Het Infanterie-Regiment von Lützow (1. Rheinisches) Nr. 25 is in 1914 onderdeel van de 29. Infanterie-Brigade te Aachen en valt onder de 15. Division van het VIII. Armee-Korps. De mobilisatie is op 2 augustus 1914. Ze nemen deel aan de gevechten in de Franse Ardennen en Champagne. Van 13 mei 1915 tot 19 juni 1915 is de slag bij La Bassée en Arras. Bij Givenchy, tussen deze twee plaatsen, sneuvelt Theodor. Overigens neemt Infanterie Regiment Nr. 28 ook deel aan deze veldslag.

Grafkruis van Theodor op het soldatenkerkhof in Neuville-Saint Vaast (F).

In de Verlustlisten 1. Weltkrieg (Ausgabe 1287, Seite 16612, Liste Preußen 698) van 30 november 1916 staat Jütten, August — Vinn, Heinsberg — vermißt.
Hij behoort tot de 11. Kompagnie van het Reserve-Infanterie-Regiment 90. Dit reserve regiment wordt op 2 augustus 1914 gemobiliseerd en trekt ten velde.  Aanvankelijk maken ze deel uit van de 34. Reserve-Infanterie-Brigade onder de 18. Reserve-Division. Ze vechten aan het Westfront in Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Vanaf 9 maart 1915 worden ze onderdeel van de 108. Infanterie-Brigade onder de 54. Infanterie-Division. Dit betekent een verplaatsing naar het Oostfront en gevechten in gebieden van het huidige Polen en Wit-Rusland. Dit is slechts van korte duur. Eind september 1915 volgt weer een transport naar het westen, naar de Aisne. Hier vinden stellinggevechten plaats en vormt de benedenloop van de rivier een deel van het uitgestrekte front, waarin de tegenstanders een half jaar in loopgravenoorlog tegenover elkaar liggen. Dan volgt de Slag bij Verdun en raakt August in oktober 1916 vermist. Zijn officiële doodverklaring volgt pas jaren later. In zijn geboorteakte is aangetekend Laut Urteil des Amtsgerichtes Heinsberg vom 15.03.1929, Nr. 3 F 17/28, für tot erklärt ab dem 10. Januar 1920, nachmittags 12 Uhr. Urteilsausfertigung vom 09.04.1929.

Wilhelm komt meerdere keren in deze lijsten voor.
De Verlustlisten 1. Weltkrieg (Ausgabe 1321, Seite 16974, Liste Preußen 720) van 27 december 1916 vermeldt Jütten, Wilhelm — 1.7.93 Vinn — leicht verwundet.
De Verlustlisten 1. Weltkrieg (Ausgabe 1327, Seite 17035, Liste Preußen 724) van 3 januari 1917 vermeldt Jütten, Wilhelm — 1.7.93 Vinn — leicht verwundet.
De Verlustlisten 1. Weltkrieg (Ausgabe 1595, Seite 20246, Liste Preußen 920) van 25 augustus 1918 vermeldt Jütten, Wilhelm — 1.7. Vinn, Heinsberg — gefallen.

Gedenkplaat voor Wilhelm op het oorlogskerkhof te Vladslo (B).

Het betreffende onderdeel wordt vanwege de vele gewonden en gesneuvelden niet meer vermeld. Volgens zijn bidprentje is hij bij zware gevechten in Vlaanderen dodelijk getroffen door een granaat. Hij is dan schutter bij een Maschinen-Gewehr-Kompagnie. Wilhelm sneuvelt op 31 juli 1917, de eerste dag van de Derde Slag om Ieper, ook bekend als de Slag om Passendale. Hij heeft dan al twee jaar alle ontberingen van de oorlog meegemaakt. Hij ligt begraven op het Duitse soldatenkerkhof in de Belgische plaats Vladslo (Diksmuide) in blok 3, graf 1966.

Waarschijnlijk hebben ook beide andere zonen het vaderland gediend en heeft er één in Rusland gevochten. Simon, de oudste zoon van het gezin, trouwt in 1921. Tijdens de Tweede Wereldoorlog treft het noodlot hem opnieuw. Zijn 17-jarige zoon Hubert vindt als matroos in 1944 de dood op de Noordzee.