Veiligstellen van schamele bezittingen

In het Burgerlijk Wetboek dat in 1838 wordt ingevoerd, wordt de echtgenoot die na overlijden achterblijft vrijwel volledig van de nalatenschap uitgesloten. In navolging van het oud-vaderlandse erfrecht waarop dit ‘nieuwe’ erfrecht voortbouwt, is erfopvolging gebaseerd op bloedverwantschap en gericht op overdracht van de familie-eigendom binnen de kring van bloedverwanten1Ali de Regt, Erfrecht en de veranderende betrekkingen tussen familie- en gezinsleden in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, jrg. 18, nr. 2, oktober 1991, 64-78.. Zonder testament raakt, na het overlijden van de partner, de langstlevende de helft van de gezamenlijke bezittingen kwijt. Zeker bij gehuwden zonder kinderen kan dit tot vervelende situaties leiden.

Maria Judith Jutten wordt op 28 september 1783 te Grevenbicht geboren als dochter van de slotenmaker Mathias Jutten en Joanna Maria Fransen. Haar beide oudere zusjes zijn kort na hun geboorte overleden. Vader Matthis overlijdt in 1801 en laat zijn vrouw en dochter Maria in een zekere armoede achter. Anna Franssen overlijdt in 1814. Maria werkt in Grevenbicht als dienstmeid. Het duurt tot 1822, ze is dan al 39 jaar oud, eer Maria trouwt. Eén van de trouwgetuigen is haar oom Hendrik Franssen, die dan nog steeds haar voogd wordt genoemd.

Maria trouwt met de in Grevenbicht wonende, maar uit het aan de overkant van de Maas gelegen Rothem (nu Rotem) afkomstige dienstknecht Jacobus Smeets. Hij is op 9 februari 1791 geboren als zoon van akkerbouwer Jan Smeets en Anna Pikels. Later verdient Jakob voornamelijk de kost als dagloner. Als na een aantal jaren blijkt dat het huwelijk kinderloos zal blijven, krijgen ze vermoedelijk het advies hun nalatenschap te regelen. Een testament maken kost ongeveer 10 gulden en dat bij een dagloon van mogelijk minder dan 1 gulden. Dit is voor de meeste arme gezinnen niet weggelegd. De memories van successie2Op 27 december 1817 trad de ‘Wet tot het heffen eener belasting onder den naam van regt van successie’ in werking. In deze wet werd geregeld dat over de nalatenschappen van inwoners van Nederland belasting betaald moest worden. Ontvangers moesten een overzicht van baten en lasten van een nalatenschap opmaken; de memorie van successie. laten meer zien.

Maria Judith Jutten overlijdt als eerste op 4 mei 1848 te Grevenbicht. Haar memorie3Memories van Successie Grevenbicht, Ressort Sittard via Familysearch. is opgemaakt op 28 september 1848. Hieruit blijkt dat zij op 5 februari 1827 een testament heeft opgemaakt voor notaris Johann Winand Boots te Urmond.4Notaris te Urmond 1822-1835, de eerste notaris met standplaats Urmond. Haar man Jacobus Smeets is tot enige en universele erfgenaam benoemd. Zonder testament zouden haar huisje met tuin5Blijkbaar is Maria Judith alleen hiervan de eigenaar, waarschijnlijk geërfd van haar moeder. en de helft van de overige bezittingen gaan naar haar nicht Maria Johanna Franssen, dagloonster te Grevenbicht, en haar overleden neef Jan Willem Franssen, in leven dagloner te Grevenbicht. Haar weduwnaar Jacobus Smeets, dagloner te Grevenbicht, doet de aangifte. Hij verklaart niet te kunnen schrijven, maar heeft in 1822 wel zijn huwelijksakte ondertekend. De nalatenschap bestaat uit de volgende  goederen:

  1. Een oud bouwvallig huisje te Grevenbicht gelegen, groot 80 ellen6vanaf 1820 is een vierkante el gelijk gesteld aan een vierkante meter., sectie B nummer 279, geschatte waarde 90 gulden;
  2. Een tuintje, aldaar gelegen, groot 2 roeden71 roede = 100 m², 90 ellen, sectie B nummer 281, geschatte waarde 33 gulden;
  3. De helft van de volgende roerende goederen:
    1. een tafel, de helft geschat op 1 gulden;
    2. een stoof met pijpen, idem 1 gulden;
    3. een linnen bed, idem 3 gulden;
    4. een bank, idem 50 cent;
    5. twee tinnen borden, idem 50 cent;
    6. twee emmers, idem 50 cent;
    7. een kastje, idem 2 gulden;
    8. een ijzeren ketel, idem 1 gulden;
    9. een riek en mesthaak, idem 50 cent;
    10. een paar schoenen, het geheel8Persoonlijke spullen. geschat 1 gulden;
    11. twee oude hemden, idem 2 gulden;
    12. een rok, idem 2 gulden;
    13. twee witte mutsen, idem 1 gulden.

Van de waarde van deze activa worden de begrafeniskosten van 30 gulden afgetrokken, waarna een netto bedrag van 108,50 gulden overblijft. Het heeft er alle schijn van dat de begrafeniskosten zijn opgevoerd en de waarde van de goederen is gedrukt. Duidelijk is echter dat de bezittingen primair en schamel zijn. In ieder geval zijn ze veilig gesteld voor Jacob. Bij zijn overlijden is dat minder urgent.

De aangifte van successie9Memories van Successie Grevenbicht, Ressort Sittard via Familysearch. van Jacob Smeets wordt op 5 maart 1856 ten huize van landmeter Willem Sarton in Sittard gedaan door landbouwer Lambert Smeets uit Rothem als voogd van Maria Catharina Willen, dochter van wijlen Johannes Willen en Anna Catharina Smeets. Jacob Smeets is op 8 december 1855 overleden te Grevenbicht. Op 30 oktober voorafgaand heeft hij een (nieuw) testament laten opmaken voor notaris Hupkens10D.E. Hupkens, notaris te Urmond 1851-1864. te Urmond. Hierin benoemd hij bovengenoemd kind, zijn nichtje Maria Catharina Willen tot universeel erfgenaam. De nalatenschap van de overledene bestaat uit:

  1. Een perceeltje bouwland gelegen in de gemeente Grevenbicht achter horis, groot 7 roeden en 95 ellen, kadastraal bekend sectie A nummer 145, geschatte waarde 100 gulden;
  2. Een oud lemen huisje met tuintje te Grevenbicht, 3 roeden en 70 ellen, sectie B 279 en 281, geschatte waarde 250 gulden;
  3. Enige onbeduidende roerige goederen, geschatte waarde 12 gulden.

Daarnaast zijn er nog verschillende passiva, bestaande uit openstaande rekeningen:

  1. Doods- en begrafeniskosten 44,20 gulden;
  2. Verschuldigd aan notaris Hupkens voor het testament 10 gulden;
  3. Verschuldigd aan de geneesheer en de apotheek 10,75 gulden;
  4. Verschuldigd aan Jacob de Grauw te Grevenbicht voor winkelwaren 50,05 gulden;
  5. Verschuldigd aan Gerard Jennen te Grevenbicht voor landpacht 8 gulden;
  6. Verschuldigd aan Joseph Kitsen te Grevenbicht voor steenkolen, brood, enz. 7,50 gulden;
  7. Verschuldigd aan J.F. Debruijn te Grevenbicht voor geleverde schoenen 2,55 gulden;
  8. Verschuldigd aan J.A. Koch te Grevenbicht voor tarwe en enige winkelwaren  5,43 gulden;
  9. Verschuldigd aan Willem Schreurs voor levensmiddelen 12 gulden.

De erfgename moet verder jaarlijks 2,50 gulden aan de kerk van Grevenbicht en Papenhoven betalen voor het houden van een jaargetijde.

Met dit testament passeert Jacob zijn broer Lambert (voogd van de erfgename), zijn zus Clara en de vijf andere kinderen van zijn overleden zus Anna Catharina. Haar jongste dochter Maria Catharina Willen is geboren op 17 april 1835 in Rotem. Mogelijk heeft zij Jacob tijdens zijn levenseinde verzorgd en haar daarom zes weken voor zijn dood tot enige erfgename benoemd.

Uitsnede Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Grevenbicht, Limburg, sectie B, blad 01 (MIN11030B01), Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed.

Het bovenvermelde huis in het dorp Grevenbicht (kadastraal Grevenbicht B279) is een achterhuis aan de Peperstraat (op de plek van het huidige huisnummer 25).11Het huidige kadastrale nummer Born M 798 is ontstaan door samenvoeging, splitsing en correctie van B278, B279 en B280. De tuin (B281) ligt eraan vast. Op de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van 1841 is Jakob Smeets, dagloner, als eigenaar van beide percelen vermeld. Het voorhuis (B278) en tuin (B280) zijn van Pieter Franssen12Gehuwd met Anna Elisabeth Kusters., dagloner, neef van Maria.

De overheid (o.a. WOZ-waarde) hanteert momenteel 1833 als bouwjaar van het huis Peperstraat 25. In dat geval is de basis nog steeds hetzelfde als toen Maria en Jakob er woonden. Het is niet waarschijnlijk, want in 1856 is sprake van een oud lemen huisje. Het bouwjaar 1833 wordt ook gebruikt voor de huisnummers  27 (gebouwen B1212 en B1216) en 29, maar dat klopt zeker niet voor het laatste. Op die plaats waren in 1841 alleen nog tuinen.

Deel van de huidige Peperstraat (nrs. 25-29).